Als we het unieke in elk kind centraal willen stellen, moeten we oog hebben voor de verschillen in interesses en mogelijkheden tussen kinderen van een klas.
Door hen gericht te observeren en actief mee te spelen leren we elk kind echt kennen en zijn we in staat om een ruim aanbod te voorzien. Een aanbod dat zo nauw mogelijk aansluit bij het ontwikkelingsniveau van elk kind.
In de Vlieger -en de Vlinderklas (1ste graad) werken we met een carrouseldifferentiatie. De juf gaat aan de slag met de helft van de klasgroep. Zo kan zij inspelen op de noden van elk kind. De andere groep werkt zelfstandig in de speciaal ingerichte hoekjes.
In de fantasie -en de W@W-klas (2de graad) werken we in 3D. De leerkracht start met een korte klassikale instructie, nadien gaan de kinderen in verschillende niveaus aan de slag.
De juf is hierbij coach.
Enkele aandachtspunten zijn dan:
Zichzelf leren inschatten, zelfstandigheid, werken in eigen tempo, elkaar helpen, hulpmiddelen gebruiken, zelfcorrectie, evaluatie, bijsturing,…
De Gaga -en de CD-klas (3de graad) zijn ‘under construction’.